Tweelingen

De nieuwe versie van het Grote Tweelingenboek van Coks Feenstra is verschenen!

“Alike But Not Alike” by Photographer Peter Zelewski

Peter ZelewskiTululah and Delila

“Happy Holidays Forever” by Wayne Horse

London-based photographer Peter Zelewski has spent the last three years taking portraits of identical twins as a way of exploring the subtle (and sometimes not so subtle) differences between them. See more images from the ongoing series below or on display at Hoxton Hotel Gallery until May 22.

Peter Zelewski
Devontay and Dijon
Peter Zelewski

Kira and Taya
Peter Zelewski

Reggie and Mickie
Peter Zelewski

Sharmeena and Ridhwana
Peter Zelewski

Edwina and Rebecca
Peter Zelewski

Clinton and Lee
Peter Zelewski

Duke and Joe
Peter Zelewski

Che and Leonie
Peter Zelewski

Bill and Toby
Peter Zelewski

Chloe and Leah
____________________________________________________________________________________________

De tweeling die niet van elkaars bestaan wist: Alsof ik in de spiegel keek

INTERVIEW

Zeventien jaar lang wisten de tweelingbroers Peter Anema en Erik Hulsegge niet van elkaars bestaan. Vorige week werden ze vijftig. Voor zover bekend zijn Anema en Hulsegge de enige tweeling in Nederland die gescheiden is opgegroeid.
Oei, dacht Erik Hulsegge uit Westerlee in Noordoost-Groningen toen zijn ouders hem bij zich riepen. Wat heb ik nou weer misdaan, dacht zo’n veertig kilometer verderop Peter Anema uit Middelstum, toen zijn ouders eens met hem moesten praten.
Dat ze geadopteerd waren, wisten beide zeventienjarige jongens wel. Maar deze vier woorden zagen ze niet aankomen.
“Je hebt een tweelingbroer.”
Peter vond het onwennig, Erik vond het geweldig. “Alsof ik een heel mooi cadeau kreeg dat ik altijd al wilde hebben.”
Zo lang hij zich kon herinneren, verzuchtte hij tegen zijn ouders dat hij zo graag een broertje had gewild. Achteraf zegt hij: “Misschien heb ik het altijd wel aangevoeld.”
De ontmoeting
Vier weken na de onthulling volgde de ontmoeting. Erik weet nog dat hij uit het raam zat te turen, zenuwachtig. Dat hij de auto zag aankomen. Dat de bel ging, dat hij de deur opendeed.
Vier weken na de onthulling volgde de ontmoeting. Erik weet nog dat hij uit het raam zat te turen, zenuwachtig. Dat hij de auto zag aankomen. Dat de bel ging, dat hij de deur opendeed.
Peter en Erik vertellen het in Middelstum, waar Peter woont sinds hij als baby van vijf maanden werd geadopteerd. De broers hebben elkaar net joviaal lachend begroet, grappend, klappend op schouders, zoals mannen, zoals broers, dat doen. Ze maken elkaars zinnen af, haken in op anekdotes.
“Bij ‘Spoorloos’ zie je weleens van die emotionele ontmoetingen”, zegt Peter. “Dat mensen elkaar huilend in de armen vallen. Dat ging bij ons totaal anders.”
“We gaven elkaar een hand”, lacht Erik. “We zeiden ongetwijfeld iets van ‘moi’. En ik dacht: ‘potverdorie’. Het was alsof ik in de spiegel keek.”

‘We wisten het niet’

Groninger volkszanger Ede Staal (1941-1986) en zijn vrouw Fieke waren bevriend met Eriks ouders en kenden zodoende het wonderlijke verhaal van de gescheiden tweeling. Ook Staals zoon Jeroen, die bij Erik in de klas zat, wist van een broer. Erik: “Op een dag zaten we op de fiets een beetje te ouwehoeren over familie. Jeroen had zelf een tweelingbroer. Hij vroeg naar míjn broer.”
Hoezo, reageerde Erik, doe niet zo stom, je weet best dat ik enig kind ben. Maar Jeroen hield vol. “Nu is het niet leuk meer”, mopperde Erik na de derde keer, ervan overtuigd dat zijn vriend hem voor de gek hield.
Jeroen vertelde zijn ouders over het voorval, over Eriks geprikkelde reactie. Toen realiseerden de Staals zich dat de jongen helemaal niet van het bestaan van zijn broer afwist. “Fieke heeft toen meteen mijn moeder gebeld. Direct daarna heeft zij het me verteld.”

Gescheiden, tegen beter weten in

Hoe bestaat het dat een tweeling gescheiden opgroeit? Het verhaal begon in 1966, toen een jonge vrouw ongewenst zwanger raakte van een getrouwde man. Haar welgestelde ouders verstopten hun zwangere dochter op zolder, noemden haar een schande voor de familie. Ziekenhuisrekeningen betaalden ze contant, alles om niet in de boeken te komen. De aanstaande moeder wilde haar kinderen niet afstaan. Maar haar ouders en de Kinderbescherming praatten op haar in. Ze zwichtte, op één voorwaarde: de jongens mogen nooit van elkaar worden gescheiden.
In het kindertehuis deelden de roodharige tweelingbroertjes een bedje, zo hoorden ze later. Peter was de molligste, Erik de meest serieuze. Als zijn broertje even bij hem werd weggehaald, ging zijn piepkleine borstkas paniekerig op en neer. Twee ouderparen wilden beide jongens adopteren toen ze vijf maanden waren. Samen, als tweeling. Personeel van het kindertehuis protesteerde tegen een scheiding. En toch gebeurde het. De psycholoog van het ziekenhuis ging ervoor liggen. Hij oordeelde dat het ‘beter’ voor de jongens zou zijn om apart op te groeien.
Niemand trok zijn autoriteit in twijfel. De arts adviseerde de adoptieouders ook om hun zoons nooit over de tweelingbroer te vertellen. En, als het dan tóch moest: pas op een moment waarop de jongens eraan toe zouden zijn. “Maar wanneer ben je daar nou aan toe?” Erik: “Als ik het woord ‘Kinderbescherming’ hoor, gaan mijn nekharen recht overeind staan. Nog steeds.”

‘Ik heb een bróer’

Die eerste ontmoeting, op hun zeventiende, verliep wat stijfjes. Ga even op Eriks kamer zitten, moedigden de ouders aan. Peter: “Ik weet nog dat jij elpees had van Talk Talk en Duran Duran.” Hij zet in: “Don’t say a prayer for me noooooow”, terwijl hij plagerig zijn broer aankijkt. “Nee, jíj dan”, pareert die. “Met je Phil Collins.”
De mannen lachen, zoals zo vaak tijdens het gesprek. Hun rode haren grijzen hetzelfde, maar zijn verschillend geknipt. Beiden hebben ze een kuiltje in de kin; dat van Erik zit verstopt achter een baardje. In eerste instantie hadden de jongens weinig met elkaar. Ze belden een paar keer per jaar, maar als de gesprekken langer dan tien minuten duurden, was het lang. “Moi.” “Moi.” “Hoe is’t?” “Mwa.” “Het is heel gek”, zegt Erik. “Ik wist dat hij mijn broer was. Ik zag het ook. Maar ik vóelde het niet.”
Een jaar of twee later viel het kwartje. Erik had de Oldambtrit geschaatst, 100 kilometer over natuurijs, en liep terug naar zijn fiets. Hij ziet nog het blonde meisje met de rode konen op zich af komen. “Peter!” kirde ze. “Wat doe jíj hier?”
“Op dat moment drong het door. Jeetje, dacht ik. Dít is het. Ik heb een bróer.”
Misschien, zegt hij, had hij iemand van buiten nodig om het te bevestigen.
De eeneiige tweeling Peter Anema (links) en Erik Hulsegge. © reyer boxem

Road movie

In de jaren die volgden, haalden de jongens hun rijbewijs, zagen ze elkaar vaker, logeerden over en weer, gingen samen stappen in discotheek 538 in Uithuizen. Maar het echte kantelpunt kwam toen ze naar de Verenigde Staten vertrokken. Erik en Peter waren toen 27. Vier identieke, twinkelende ogen lichten op bij de herinnering.
Ze werden uitgenodigd deel te nemen aan een onderzoek naar eeneiige tweelingen die gescheiden zijn opgegroeid. Het onderzoek duurde een week, en de broers plakten er twee vakantieweken aan vast. Hier wordt het verhaal een soort road movie: twee mannen die broers blijken te zijn maar elkaar amper kennen, trekken door de Verenigde Staten.
Ze vertellen en lijken de verslaggever even te vergeten. Weet je nog? Die hotelkamer, vlak bij de presidential suite? Dat enorme ontbijtbuffet? Dat sleazy motelletje waar we net na het inchecken de overstromingswaarschuwingen zagen? “We zijn meteen weer vertrokken”, lacht Erik. Peter vult aan: “De volgende dag zagen we op het journaal de weg waar we overheen waren gereden. Die was compleet weggespoeld.”

Exact hetzelfde

Maar behalve doldwaze filmesque avonturen gebeurde er ook iets anders. Peter: “Tijdens zo’n reis word je enorm met jezelf geconfronteerd – maar dit ging dubbelop: er was mijn eigen zelf én die zelf die tegenover me zat, met al zijn onhebbelijkheden. Vaak dacht ik: jeetje, wat ben jij irritant, om me onmiddellijk te realiseren: shit, ik ben precies hetzelfde.”
Dat ongeduld, bijvoorbeeld, als ze moeten wachten, in een rij, in de file. Of dat hun gedachten ineens afdwalen. Ze grinniken betrapt. Tijdens die reis bestelden ze in een restaurant tot drie keer toe exact hetzelfde. Eén keer schreven ze hun bestelling op een briefje om alle schijn weg te nemen. Ze draaiden de briefjes om – en ja hoor.
“We ontdekten hoeveel we op elkaar lijken. Houding, maniertjes, alles. Die halfverwijfde manier van roken”, lacht Erik. “Ja, en hoe we bier drinken”, vult zijn broer aan. “Weet je nog wat die ene kerel zei?
‘Joe drinken gain bier, joe nippen deran!’ Allebei moeten ze nu heel hard lachen.

‘Je vóelt het niet’

Eriks vriendinnetje maakte het uit; dat van Peter volgde nog diezelfde dag. Een week na elkaar kregen ze een auto-ongeluk – allebei met een flauwe bocht en een sloot. En tijdens een vakantie begon Erik eens onverklaarbaar te rillen. Toen hij hoorde hij dat Peter exact op dat moment ergens op een steenkoude vloer was gevallen en zijn bekken had gebroken, verdween mijn onrust als bij toverslag.
Ze hadden het in die tijd weleens over hun biologische ouders. Voor Peter hoefde het niet zo nodig, maar Erik kreeg de kriebels. Het contact liep via de Kinderbescherming, eerst via brieven, dan zou een ontmoeting volgen, bij Erik thuis. Wanneer het precies was, weten ze niet meer – vermoedelijk zo’n jaar na Amerika, rond 1995, ze waren een jaar of 28.
“En dan gaat de bel”, zegt Peter, terugblikkend. “En daar staat dan een vrouw, hartstikke zenuwachtig. Je weet dat ze je moeder is. Maar je vóelt het niet.” Voor de eerste keer tijdens het gesprek vallen beide mannen stil. “Ik had medelijden met haar”, zegt Erik dan. “Maar ik dacht ook, ik weet het niet precies, misschien iets van: kom op!
Stilte.

Confrontatie

Een paar keer zagen ze elkaar, de broers en hun biologische moeder. “Het was heel traumatisch voor haar. Ze had opgesloten gezeten, ze wilde ons niet kwijt, en toen ze uiteindelijk werd omgepraat wilde ze per se dat we bij elkaar bleven. Ook dát was niet gebeurd. En nu werd ze met dat alles geconfronteerd.” Ze vertelde haar zoons dat ze geen enkele dag uit haar gedachten zijn geweest, al die jaren. Elke ontmoeting eindigde in tranen. Ondanks haar verdriet nam ze haar ouders in bescherming, vertellen de broers. Toen zij hun dossiers wilden inzien, liet hun moeder de namen van haar ouders doorstrepen.
Erik: “We wilden gewoon leuk contact met haar, maar het was veel te pijnlijk. Ze kón het niet. Elke keer dat we elkaar zagen, werden haar wonden weer opengereten.” De broers lieten het initiatief bij haar, zeiden: als je ons nog eens wilt zien, bel gerust, dan pakken we de draad weer op. “Dat was negentien jaar geleden. We hebben nooit meer iets gehoord.”
Leeft ze nog?
Weer die stilte.
“Ze leeft nog.”

Onze vader

Tijdens die schaarse ontmoetingen vroegen ze weleens voorzichtig naar hun biologische vader. Ook over hem kreeg hun moeder geen woord over de lippen. Ze schoof haar zoons een briefje toe met zijn naam en gegevens, zij zochten hem op. Aan zijn handen zag Peter: dat is mijn vader.
Ze vonden hem een beetje treurig, de man leek zich geen raad te weten met de situatie, zelfs op zijn sterfbed liet hij nog niet het achterste van zijn tong zien. Op zijn crematie, in 2007, zei een vrouw tegen Erik: “Jij bent écht een zoon van je vader.” “Dat vond ik heel ongemakkelijk, ik wist niet wat ik ermee moest. Mijn biologische moeder heeft het ook weleens gezegd. Tegen mij, nooit tegen Peter.”
Ze haalden verhaal bij de Kinderbescherming, maar antwoord op De Vraag – ‘wie haalt er in hemelsnaam een eeneiige tweeling uit elkaar?’ – kwam niet. Ze kregen een dossier in handen, met de toevoeging dat er ‘juridisch gevoelige informatie’ in stond. Het was vast een nieuwe gedachte, denkt Erik nu, een oprisping van een op zijn manier vooruitstrevende psycholoog die niemand heeft durven tegenspreken.

Softe woorden

Heeft het de mannen veranderd, hun keuzes beïnvloed? Zoiets móet effect hebben, zegt Peter, maar hoe precies? “Misschien heeft het ons wel zelfstandiger gemaakt, onafhankelijker. Het kan ook een positief effect hebben gehad”, filosofeert hij. Zelfs als dat zo is, zegt Erik, met die ene beslissing heeft die psycholoog ons wel onze jeugd afgenomen. “Als ik daaraan denk, maakt het me boos.” Nu zijn ze broers, vrienden, trekken met elkaar op, een midweekje, een weekendje, naar de kroeg. “Maar we hebben geen geschiedenis samen”, zegt Erik.
“Als je écht broers bent, wanneer beleef je dat dan?” zegt Peter. “In de eerste twintig jaar, als je opgroeit, samen dingen doet en meemaakt. Als je herinneringen maakt. Daarna ga je uitwaaieren en een eigen leven beginnen. Wij hebben de kans niet gehad om die basis op te bouwen. En dat kunnen we nooit meer inhalen.” Erik: “We hadden samen zo veel kunnen beleven.”
Deze verjaardag, hun vijftigste, vieren ze samen – voor het eerst. Van softe woorden als ‘tijd inhalen’ en ‘goedmaken’ willen ze niets horen. “Ik heb op zich wel veel goed te maken”, knipoogt Peter. “Hahaha, jij wel ja!” Voor de zoveelste keer tijdens dit gesprek vervallen de mannen in een samenzweerderig onderonsje, in grappen die alleen zíj begrijpen. En weer die lach. Ze konden wel broers zijn.

https://www.trouw.nl/home/de-tweeling-die-niet-van-elkaars-bestaan-wist-alsof-ik-in-de-spiegel-keek~aa794cc7/

 ________________________________________________________

Bepaling van het type tweeling (zygositeit)

Vaak wordt gedacht dat ééneiige tweelingen als twee druppels water op elkaar lijken en dat twee-eiige tweelingen in uiterlijk verschillen, net als gewone broers en zussen dat doen. Maar dat is niet altijd waar. Eeneiige tweelingen kunnen er, ondanks hun gelijke erfelijke basis, door omgevingsfactoren toch anders uitzien. Er zijn natuurlijk altijd lichte verschillen in bijvoorbeeld grootte, gewicht en karaktertrekken. Ouders hebben vaak meer oog voor de verschillen dan voor de gelijkenissen. Ook gebeurt het nogal eens dat de ouders na de geboorte verkeerde informatie hebben gekregen over de zygositeit van hun tweeling. Uit onderzoek blijkt dat ongeveer 5 à 10% van de ouders daarover een onjuist idee heeft. Het komt vaker voor dat ouders ten onrechte denken dat hun tweeling twee-eiig is dan dat ze ten onrechte denken dat de tweeling ééneiig is.

Men kan het type tweeling niet altijd vaststellen op basis van een oppervlakkige analyse van uiterlijke verschillen en overeenkomsten. Dit moet bij voorkeur vòòr of direct na de geboorte gebeuren door de moederkoek te onderzoeken. Daaraan is namelijk ook te zien of de tweelingen zich in een vruchtzak met een gezamenlijk buitenste vlies of in twee verschillende vruchtzakken hebben ontwikkeld. Zo kan men bepalen of de eicel waaruit een ééneiige tweeling is ontstaan, zich in het begin van de zwangerschap vroeg, laat of zeer laat heeft gesplitst. Zodra de moederkoek verwijderd is, valt die informatie niet meer te achterhalen. Vóór de veertiende zwangerschapsweek (duur van de tweelingzwangerschap is gemiddeld 37 weken) kan het onderscheid tussen laat gesplitste ééneiige tweelingen – die zich ontwikkelen in een vruchtzak met een gemeenschappelijk buitenste vlies – en de vroeg gesplitste ééneiige tweelingen eenvoudig en met grote zekerheid worden vastgesteld door middel van een echografie. Op een later tijdstip in de zwangerschap wordt dit veel moeilijker en is het vaak niet meer mogelijk om te bepalen of de baby’s met hetzelfde geslacht wel of niet een gemeenschappelijke moederkoek en vruchtzak delen. In dit geval kan alleen onderzoek van de placenta na de geboorte hierover uitsluitsel geven.

1. Regels voor een correcte zygositeitsdiagnose?

De bepaling van de zygositeit bij de geboorte geschiedt hoofdzakelijk aan de hand van vier eigenschappen: het geslacht, de structuur van de placenta, de bloedgroepen en de analyse van het DNA, ons erfelijk materiaal.

Een jongen-meisje-tweeling is vanzelfsprekend twee-eiig. Ongeveer de helft van alle twee-eiige tweelingen is van ongelijk geslacht. Als uit onderzoek van de moederkoek blijkt dat de baby’s door één vlies waren omhuld (monochoriaal), dan is de tweeling sowieso ééneiig. Twee derde van alle ééneiige tweelingen is monochoriaal. Als de kinderen een gelijk geslacht hebben  én in twee verschillende vruchtzakken worden geboren of als de moederkoek bij de geboorte niet goed is onderzocht, moet een DNA-test uitsluitsel geven over het type tweeling. Zijn de genetische merkers verschillend, dan is de tweeling twee-eiig. Zijn ze gelijk, dan is de tweeling vermoedelijk ééneiig. Men kan nooit met 100% zekerheid zeggen of een tweeling tot een bepaald type behoort. Daarom berekenen onderzoekers een waarschijnlijkheidspercentage. Dat percentage geeft een indicatie van de kans dat de tweeling ééneiig is. Dus hoe meer genetische merkers met elkaar overeenkomen, hoe groter de kans dat de tweeling eeneiig is. Als bijvoorbeeld het DNA-profiel van een tweeling gelijk is, dan is die kans 99,9%. Het grote voordeel van een DNA-test schuilt in zijn eenvoud. Een wattenstaafje met wangslijmvlies van beide kinderen is genoeg om het DNA-profiel te onderzoeken. Bloed prikken hoeft dus niet meer. Wangslijmvlies afnemen is pijnloos en kan op elke leeftijd gebeuren.

2.  Waarom is het belangrijk de zygositeit te bepalen?

Het is van groot belang bij elke geboren meerling het juiste type vast te stellen. Zowel voor de kinderen zelf, maar natuurlijk ook voor hun ouders, familieleden en advies- en hulpverleners. De ‘Declaration of Rights and Statement of Needs of Twins and Higher Order Multiples’ (link) stipuleert expliciet het recht van ouders en meerlingen om hun zygositeit te kennen. Waarom is dat zo belangrijk?

1. Medisch

Van bijzonder belang is de zygositeit in geval van transplantatie van organen en de  erfelijkheid van bepaalde ziekten . Eeneiige tweelingen zijn ideale partners voor orgaantransplantaties omdat zij gelijkaardige immunologische systemen delen; dat zorgt ervoor dat er geen afstoting van het overgeplante orgaan optreedt. Als bij een van de leden van de tweeling een erfelijke aandoening wordt geconstateerd, is correcte kennis van de zygositeit een vereiste voor de prognose bij de andere tweeling; ééneiige tweelingen delen hetzelfde erfelijk materiaal.

2. Persoonlijk

Zygositeit heeft belangrijke implicaties voor tweelingen, andere meerlingen en hun families, directe omgeving, school en werk. Elk individu moet in staat zijn zichzelf te identificeren en zich te kunnen onderscheiden van zijn omgeving. Het is daarom goed om de verzorgers van tweelingkinderen op de hoogte te brengen van de zygositeit van de meerling en de gevolgen die dit  kan hebben voor het gedrag van de kinderen in kwestie. Zoals gezegd kunnen ééneiige tweelingen weliswaar genetisch gelijk zijn, maar intussen toch erg verschillen van hun tweelingbroer of -zus. Er zijn nu eenmaal een aantal karaktereigenschappen die door omgevingsfactoren worden beïnvloed. Wel is het zo dat ééneiige tweelingen meestal meer op elkaar lijken dan twee-eiige tweelingen. Die zijn namelijk genetisch niet gelijk; zij delen net als hun eventuele andere broers en zussen  evenveel erfelijk materiaal. En dus kunnen zij ook net zulke grote verschillen vertonen.

Familieleden, kennissen en leerkrachten reageren  soms  anders op tweelingen dan op andere kinderen. Ze zijn soms geneigd om de gelijkenissen tussen tweelingkinderen sterk te benadrukken en eventuele verschillen te negeren. Maar ook het omgekeerde komt voor. Soms krijgen verschillen tussen de kinderen juist extra aandacht. Beide reacties doen afbreuk aan het recht van een kind om zich te ontwikkelen tot een zelfstandig functionerend individu met eigen ideeën, interesses en vooral: een eigen toekomst.

Bijzondere aandacht verdienen de ééneiige tweelingen. Het is belangrijk de kinderen te helpen ontdekken dat ze, ondanks hun grote verbondenheid en in veel gevallen sterke gelijkenis, toch twee afzonderlijke wezens zijn. Een tweeling is niet één persoon in twee gedaanten, ze bestaat uit twee afzonderlijke personen met verschillende wensen en capaciteiten die zich geleidelijk aan verschillend zullen ontwikkelen.

3. Wetenschappelijk

Op wetenschappelijk vlak heeft de leer van de tweelingen een lange geschiedenis. Om vast te kunnen stellen in welke mate erfelijke of omgevingsfactoren een bepaalde menselijke eigenschap beïnvloeden, is het noodzakelijk vergelijkingen te maken tussen ééneiige en twee-eiige tweelingen. Daarvoor is een correcte kennis van de zygositeit een vereiste.

Verder lezen, klik op onderstaande link :

Council of Organisation of Multiple Births (COMBO). Declaration of Rights and Statement of Needs of Twins and Higher Order Multiples.

3. Eén of twee moederkoeken?

Een veel voorkomend misverstand is dat men te maken heeft met een twee-eiige tweeling als de baby’s worden geboren met twee moederkoeken. Het type tweeling is niet direct af te leiden uit het aantal moederkoeken. Ongeveer de helft van de twee-eiige tweelingen heeft bij de geboorte op het eerste gezicht maar één moederkoek. Van de ééneiige tweelingen komt 16% met twee moederkoeken ter wereld.

Het aantal moederkoeken hangt af van de plaats van de innesteling van de embryo’s in de baarmoeder. Als de embryo’s dicht bij elkaar komen te liggen, dan vergroeien de moederkoeken met elkaar en lijkt het dus alsof het er maar één is.

Tweelingen opvoeden

Deze mama’s hadden al tweelingen voor Beyoncé en Amal: “Ik ben soms bang dat mijn liefde niet volstaat”


© Sophie Mommaert.

Eerst Beyoncé en Jay Z, nu Amal en George Clooney: tweelingen zijn hot in Hollywood. Maar hoe is het om twee van die kleine dreumessen op te voeden zónder nanny in huis?

Een tweeling krijgen is leuk, ze hebben zo veel aan elkaar en het is elke dag opnieuw een wonder om die twee lachende gezichtjes te zien. Maar echt heel vanzelfsprekend is het natuurlijk niet. Wat is de realiteit van zo’n olijk rondhuppelend duo? Wij vroegen het aan drie kersverse tweelingmama’s.

Melanie, mama van Aster en Ramses

© kos.

Ik ben soms bang dat mijn liefde niet volstaat.

 

“Iedereen lijkt zich zorgen te maken om de praktische kant van het runnen van een huishouden met een tweeling, maar ik vind het juist op emotioneel vlak een uitdaging. Aster en Ramses en zijn eeneiig en deelden een placenta en dat brengt serieuze risico’s met zich mee. Tijdens mijn zwangerschap maakte ik me dus vooral zorgen om hun gezondheid, nu ben ik soms bang dat mijn liefde niet volstaat. Ik moet mijn aandacht over twee jongetjes verdelen en dat voelt soms oneerlijk aan.”

Al is die liefde ook weer ongelooflijk mooi, weet ze. “De overweldigingende liefde die ik van die kleintjes krijg is fantastisch. Hoe ze hun kleine handjes rond mijn vingers klemmen, zachtjes in mijn nek ademen en af en toe al eens lachen en kraaien. Ik weet niet hoe het voelt om mama te worden van één kindje, maar meteen twee kleintjes mogen verwelkomen is écht overweldigend.”

Typisch tweelingen?
“Iedereen zegt dat mama’s hun kindjes, hoe hard ze ook op elkaar lijken, altijd wel uit elkaar kunnen houden, maar ’s nachts wordt alles een beetje wazig. Ook voor mij. Zo boog ik vorige week nog slaapdronken voorover om de baby die al tien minuten lag te krijsen te knuffelen. Op dat moment fluistert m’n man: ‘Sta jij niet bij het verkeerde bed?’ Ik antwoordde resoluut en een beetje geërgerd van niet, maar hij had gelijk. Ik had onze krijsende Aster letterlijk links laten liggen en kleine Ramses, die vredig lag te slapen, uit bed gehesen. Ik weet niet of dit alle tweelingmama’s overkomt, maar ik hoop toch dat ik niet de enige ben die zich wel eens vergist.”

Marianne, mama van Pauline en Léa

© kos.

Als we op stap gaan hebben veel mensen die we niet kennen de drang om een gesprek aan te knopen over tweelingen.

 

“Het leukste is dat we opeens een echt gezinnetje zijn! Na bijna 17 jaar met ons tweetjes zijn we plots met vier en is alles veranderd. De meisjes brengen veel leven in huis, elke dag is een feest. Dat klinkt cliché, maar het is echt zo.” Al betekent dat niet dat het elke dag rozegeur en maneschijn is. Vooral de periode na de geboorte viel Marianne zwaar. “De periode vlak na de bevalling, toen ik nog borstvoeding gaf, was wel moeilijk. Ik sliep toen letterlijk niet meer en dat begint na een aantal weken echt wel te wegen.”

“Ook een moeilijke: je wil elk kind evenveel aandacht geven en dat lukt niet altijd. En je probeert ook niet teveel te vergelijken. Léa kan al rollen, Pauline nog niet. Pauline ‘praat’ al volop, terwijl Léa enkel geluidjes maakt.”

Typisch tweelingen?
Twee kindermondenvoeden, het is niet vanzelfsprekend. “Als ze samen honger hebben en aan het huilen slaan, dan bedenk ik hele constructies om ze toch maar samen een flesje te kunnen geven. Iets met kussens, dekentjes, speelgoed dat als steun kan dienen, … Niet echt Kind & Gezin-proof. Wat ook grappig is, als we met de tweeling op stap gaan, dan hebben heel veel mensen die we niet kennen de drang om een gesprek aan te knopen over tweelingen. Of om ons te bombarderen met vragen: Is het een identieke tweeling? Heb je een favoriet kind? Was het een verrassing? Of zijn er nog tweelingen in de familie? Kan je ze uit elkaar houden? Spelen ze al goed samen? Heel grappig om te zien wat zo’n dubbele buggy teweegbrengt. ”

Sophie, mama van Antonio, Zoé en Clémence

© kos.

Een paar jaar geleden werd ik blij van mooie stilettos in de solden. Nu is het de pamperspromotie die me gelukkig maakt.

 

“Ten eerste, mama’s van tweeling zijn niet zo super cool! Mijn huis is oorlogsgebied, ik heb mijn kapper sinds vijf maanden niet meer bezocht, ik durf te regelmatig een bevroren pizza in de oven te schuiven. Op straat en in de winkels neem ik alle plaats in met mijn gigantische dubbele buggy – zeker met mijn oudste en mijn hond erbij! Een paar jaren geleden was ik in de wolken bij het aanschaffen van mooie stilettos in de solden. Nu is het de pamperspromotie die me gelukkig maakt. Maar we zijn de koninginnen van de organisatie. En ja, misschien van het cool, want uiteindelijk moet je perfectie en netheid gewoon loslaten. Al denk ik dat dat wel voor alle mama’s geldt.”

“Ook gewoon boodschappen doen is een hel. Twee maxicosy’s passen niét op een supermarkt kar. Als ik een baby knuffel dan is de andere jaloers en dan begin ik me schuldig te voelen. En een foto maken van de tweeling? Dan is er altijd één die onscherp is.”

Typisch tweelingen?
Echt nachtrust zit er niet meer in, ondervond Sophie. “De eerste maanden waren het moeilijkst. Ik werd tussen één en drie maar liefst twee keer wakker s’nachts. Ze slapen namelijk nóóit exact op hetzelfde moment. En als een baby ziek is, krijg ik gegarandeerd een tweede ziek kind erbij. Ook de maaltijden zijn altijd een beetje spannend, want twee flessen samen geven is niet zo gemakkelijk. Maar we ontwikkelen overlevingstechnieken, met versterking van kussens en benen in plaats van armen. Maar, ik ben echt super blij, ze hebben zo veel aan elkaar. Ze beginnen samen te spelen. Ze babbelen met elkaar in hun kamer, ook ’s nachts. Ik krijg dubbel zoveel glimlachjes. Ik ben ook de sensatie in mijn dorp geworden, iedereen kijkt naar een tweeling. Die twee meisjes naast elkaar zijn zo schattig. Ik ben zo trots als ik ze zie. Onze familie is daarmee compleet.”

_______________________________________________________________

Coks Feenstra

Ontwikkelingspsychologe en tweelingdeskundige

Zij schreef het bijzondere, Het grote tweelingenboek, dat ik voor mijn roman                       DE VROUW OP HET PERRON raadpleegde.

fullsizerender-34     vowhucmri8ttpg0glszv

Op haar site VOOR OUDERS VAN TWEE-EN DRIELINGEN EN VOOR MEERLINGEN ZELF is informatie over het onderwerp ‘Tweelingen’ en ‘Meerlingen’ te vinden.

______________________________________________________________

Eindelijk opgespoord: twee tweelinggenen

 Genetica Nederlandse onderzoekers vonden na uitgebreid DNA-speurwerk twee genen die de kans op een twee-eiige tweeling vergroten.
 De gevonden genvarianten hebben beide invloed op de hoeveelheid eitjes dat vrijkomt per cyclus (normaal is dat er één). Het ene gen, FSHB genoemd, stimuleert de afgifte van een hormoon dat de eicelrijping bevordert (FSH, het follikel stimulerend hormoon). Met een variant van dat gen heeft een vrouw 18 procent meer kans op een twee-eiige tweeling. Het tweede gen (SMAD3) zit wat verderop in de keten, en bepaalt hoe sterk de eierstokken reageren op het FSH. Deze variant verhoogt de kans op een twee-eiige tweeling met 9 procent. Een vrouw die beide varianten heeft, heeft een 29 procent hogere kans, schrijven de genetici.

De ontdekking is een triomf voor de genetica van de grote getallen. De genetische invloeden in het DNA van meer dan tienduizend moeders zijn opgespoord en vervolgens gecontroleerd in meer dan honderdduizend. De onderzoekers begonnen met het analyseren van genetische data van tweelingmoeders uit Nederlandse, Australische en Amerikaanse tweelingregisters. Met de drie sterkste ‘kandidaten’ gingen ze vervolgens naar IJsland waar de resultaten in de enorme genetische databank van het bedrijf Decode werden gecontroleerd. Daarbij viel er dus één af, die niet significant bleek.

Voor verschillende andere diersoorten waren al zulke genen gevonden. Maar nu blijkt dat het bij iedere diersoort weer net iets anders in elkaar zit. Bij mensen houdt een meerlingzwangerschap extra risico in voor zowel de moeder als haar kinderen, waardoor er andere evolutionaire krachten op inwerken, schrijven de onderzoekers.

De erfelijkheid van het krijgen van tweelingen komt via de moeder en niet via de vader. Per land is de erfelijke aanleg ervoor waarschijnlijk heel verschillend. Voor een Japanse vrouw is de kans op een twee-eiige tweeling 6 op de 1.000, voor een Nigeriaanse wel 40 op de 1.000. Eeneiige zwangerschappen, waarbij één bevruchte eicel zich al vroeg splitst in twee embryo’s, zijn niet genetisch bepaald en komen wereldwijd bij 3 tot 4 op de 1.000 geboortes voor.