C Historie

Niet te geloven, Clara’s kar werd een paar keer voortgetrokken door 20 paarden!

In de 18e eeuw met een neushoorn door Europa reizen was geen sinecure. Kar en neushoorn wogen samen minstens 3000 kilo! Deze versterkte wagen werd voortgetrokken door 8 tot 12 paarden of ossen. Volgens enkele aankondigingsbiljetten spande zijn eigenaar soms 16 of zelfs 20 paarden voor de wagen.

Dit kon ik eerst niet geloven en ik besloot het aanvankelijk niet in mijn roman te zetten. Tot dat ik een video vond van de paardenmenner, Jerôme Voutaz, Zwitserse kampioen 4-span, die in de covid-periode geen wedstrijden had. Als uitdaging spande hij 20 paarden voor zijn wagen en legde een parcours af van 20 km. Over bergen, door bochten, onder tunnels door… Het is dus mogelijk!

www.youtube.com/watch?v=zZ6eEwSSasY

“Voor het laatste stuk naar Reims leende hij ons zijn menner met maar liefst twintig paarden. Dat had een fantastisch effect, ziet U het voor zich? De mensen gilden het uit toen we de stad binnenreden.” fragment uit de historische roman ‘Clara de eerste neushoorn in Nederland’.

Clara in Nederland

Wie kent niet de Karpershoek, het oudste café van Amsterdam, op de hoek van de Prins Hendrikkade en de Martelaarsgracht? Van ver springen de woorden op de daklijst in het oog: Kopje Koffie Karpershoek.

Oorspronkelijk was hier een herberg voor zeelui van de VOC. Ik koos de Karpershoek als decor voor een passage in de historische roman Clara, de eerste neushoorn in Nederland. Douwe Mout, oud-VOC-kapitein, die rond 1750 met Clara Europa rondtrok, had hier een belangrijke afspraak met zijn opvolgers die de reis met de neushoorn zouden vervolgen.

Het was eind 1751, de tijd dat de Prins Hendrikkade nog Haring Pakkerei heette en aan het open water van het IJ lag. Daar verankerden de grote handelsschepen van de VOC, terwijl kleinere vlotschuiten heen en weer voeren om hun lading op te halen.
Aan de kade deinsden haringbuizen met hun dikke buik op en neer. Het brakke IJ-water klotste ritmisch tegen de boeg. Rond de Haringpakkerstoren lagen kleine vissersboten gemeerd. Zoals we op de kaart zien lag pal tegenover café Karpershoek een bijna vijftig meter lange loopplank naar de Nieuwe Herberg.

Op de kade was het altijd een drukte van belang. Haringpakkers openden grote tonnen met op zee gekaakte haring. Ze verwijderden slechte exemplaren, maakte de vis zo nodig schoon en verpakten ze in voor de handel bestemde vaten.

Douwe Mout loopt over de Haring Pakkerei naar zijn bestemming.

Fragment uit de roman:

… Als ik even later de deur van het VOC-café open, komt me een sigarenwalm tegemoet. Wat ben ik een poos niet in Karpershoek geweest! Er is niets veranderd. De blauwe wandtegels, de spreuken op de muur en de dunne laag zand op de houten vloer voor de uitgespuugde pruimtabak.
‘Maar daar hebben we Douwe Mout. Jou heb ik lang niet gezien!’
Meteen herken ik de eerste stuurman van de Goidschalxoord, die met een stel maten in de hoek zit. Hij schuift zijn stoel naar achteren en stevent op me af.
‘Hoorde ik nou dat je pleite bent bij de VOC?’
Trots vertel ik over mijn reis met de neushoorn door Europa, waarop hij zijn hoofd schudt. ‘Reizen over land, man, man, dat is toch niks? Hoe ben je zo aan lagerwal geraakt?”

Roken aan boord van de VOC-schepen was, vanwege brandgevaar, ten strengste verboden. Het kauwen van tabaksbladeren of pruimen werd toegestaan, zelfs voorgeschreven door de scheepschirurg om scheurbuik te voorkomen. Ook op land hielden de zeelui zich aan deze gewoonte. In de Karpershoek maakte niemand gebruik van de kwispedoor of spuugpot die op de bar stond. De bruine fluimen belandden op de houten vloer die met een dunne laag zilverzand was bedekt.

Als we nu Café Karpershoek binnenkomen, lijkt het of de tijd is blijven stilstaan. De Delfts blauwe tegels, de gezegden en wijze spreuken in oude lijsten proberen nog steeds de klanten op het rechte pad te houden. Alleen rochelen en fluimen de stamgasten niet meer en is dus het laagje zand opgeveegd.


Clara in Venetië

Fragment: “Venetië is één groot feest. Al minstens twee weken is het jaarlijks terugkomend carnaval al aan de gang en het zal nog tot Vastenavond duren. Het krioelt in de stad van de mensen die, verkleed en gemaskerd, zich lopend, dansend, zwierend, zingend, lallend, grappend en grollend tussen de marktkramen voortbewegen. Op pleinen vertonen acrobaten, jongleurs en koordansers hun kunsten. Ook staat het publiek geboeid te kijken bij astrologen, tandentrekkers en waarzeggers. Overal is muziek van fluit, mandoline en tamboerijn te horen.”


Ook Casanova zag Clara

Giacomo Casanova bezocht Clara, de neushoorn op de jaarmarkt in Parijs. Hij schreef erover in zijn Memoires.

Fragmenten uit Clara de eerste neushoorn in Nederland:

“Tussen de menigte loopt een frivool uitziende edelman, begeleid door twee dames. Hij galmt: ‘Kom mee, ik zal jullie laten zien hoe gigantesco hij is.”.

“Als met een zwierige pas Casanova is vertrokken reageert mijn gids: ‘Net zo’n reiziger als u bent. Hij weet zich wel beter te kleden.’ Van top tot teen bekijkt hij me. ‘Dat Nederlandse kloffie zou ik maar eens vervangen. Jasjes zijn tegenwoordig sterk getailleerd en hebben lage zakken. Habit à la française! Pastelkleuren en bloemmotieven zijn modieus. En vooral die moderne decoratieve knopen, die in alle vormen, materialen en kleuren bestaan. Niks geen functie, ze zijn slechts op de stof genaaid. Frivoliteit en elegantie zijn tekenen van onze tijd.’ Fluisterend vervolgt hij: ‘Ik kan u een meester-tailleur aanraden.’ Zijn ogen glijden naar beneden. ‘En kousen! Geen witte meer, maar gekleurde zijden, heer. En die schoenen die u draagt zijn echt vieux jeu.’”

_____________________________________________________________________________


Clara brengt verwarring

De auteur voor het schilderij van Clara, geschilderd door Jean Baptiste Oudry, 1749

Als je voor het schilderij Clara de neushoorn van Oudry in het Rijksmuseum staat kun je de verwarring voorstellen van de mensen die Clara op de jaarmarkt Saint Germain voor het eerst zagen! Het bakbeest woog toen bijna 2500 kilo…

Met de roman ‘Clara, de eerste neushoorn in Nederland’ beleef je het opmerkelijke Clara-avontuur door de ogen van haar begeleider Douwe Mout.
“Een wat oudere man stelt zich voor als hofschilder Jean-Baptiste Oudry. Mijn gids fluistert meteen in mijn oor dat hij alom bekend is en gespecialiseerd in zowel jachttaferelen als stillevens met dood wild en gevogelte.” fragment.

Portret van de Franse hofschilder Jean-Baptiste Oudry (1753) door Jean-Baptiste Perronneau, Musée du Louvre

Oudry, Franse hofschilder van Lodewijk XV beelde Clara ten poten uit:
“Wat een massa, wat een vet… quelle corpulence! Nooit heb ik zoiets gezien. Om haar enormiteit te kunnen te benadrukken zal ik haar levensgroot uitbeelden.” fragment

Christiaan Lodewijk II van Mecklenburg-Schwerin, hertog van Schwerin, was zo onder de indruk van Oudry’s schilderij dat hij het jaar daarop zijn zoon, erfprins Frederik, naar Parijs stuurde om het samen met twaalf andere dierschilderingen van Oudry het schilderij van Clara te kopen.

Portret van Christian-Louis II de Mecklembourg-Schwerin 1683-1756,
schilder onbekend

Vervolgens kwam de doek in het Staatliches Museum in Schwerin terecht waar het, vanwege zijn groot formaat, 150 jaar lang opgerold in de opslag lag tot in 2002 de Getty Fondation de machtige Clara onder de loep nam en het schilderij in Los Angeles vier jaar lang restaureerde. Na een spectaculaire restauratie vloog in 2008 Clara per Jumbo-jet weer terug naar het museum.

Mark Leonard, hoofdrestaurateur van het J. Paul Getty Museum die het
schilderij van Clara prachtig restaureerde

Ook de verhuizing van het schilderij naar de tentoonstelling Clara de neushoorn in het Rijksmuseum was niet eenvoudig. Het vervoer verlangde allereerst een bijzondere verpakking: honingraat panelen van zuurvrij karton en een bescherming van 4 centimeter polyethyleen. Het geheel werd eerst door enkele zalen geschoven worden en eenmaal buiten werd het met zorg in een 800 kilo zware kist gestopt.

In Schwerin moesten deuren uitgebroken worden om het schilderij van 4,5 meter breed en
3,5 meter hoog te verhuizen. De aankomst in het Rijksmuseum was daarentegen geen probleem, er was al een speciale sleuf voor de Nachtwacht (4,5 meter breed en 3,8 meter hoog).
______________________________________________________________________________

De auteur op weg naar het Rijksmuseum
_____________________________________________________________________________


Ongelofelijk! Clara’s wagen werd voortgetrokken door 2O paarden!

In de 18e eeuw met een neushoorn door Europa reizen was geen sinecure. Kar en neushoorn wogen samen minstens 3000 kilo! Deze versterkte wagen werd voortgetrokken door 8 tot 12 paarden of ossen. Volgens enkele aankondigingsbiljetten spande zijn eigenaar soms 16 of zelfs 20 paarden voor de wagen.

Dit kon ik eerst niet geloven en ik besloot het aanvankelijk niet in mijn roman te zetten. Tot dat ik een video vond van de paardenmenner, Jerôme Voutaz, Zwitserse kampioen 4-span, die in de covid-periode geen wedstrijden had. Als uitdaging spande hij 20 paarden voor zijn wagen en legde een parcours af van 20 km. Over bergen, door bochten, onder tunnels door… Het is dus mogelijk!

www.youtube.com/watch?v=zZ6eEwSSasY

“Voor het laatste stuk naar Reims leende hij ons zijn menner met maar liefst twintig paarden. Dat had een fantastisch effect, ziet U het voor zich? De mensen gilden het uit toen we de stad binnenreden.” fragment.

___________________________________________________________________________________

Clara in Middelburg 1742 en 1756

In 1742, jaar van aankomst in de Nederlanden, liet Douwe Mout het onbekende dier op markten zien en hij maakte reclamebiljetten met prent en tekst om publiek te trekken.

Fragment: ’Ik ben benieuwd naar de neushoorn. Hoe is het met haar gegaan? Ben je nog in Middelburg geweest?’
‘Jazeker, eind juli stonden we bij de Zeeuwen op de Dam, aan het einde van de Molstraat. Dankzij het strooibiljet dat je in Leiden liet drukken, stond heel Walcheren daar voor onze tent.’

Het strooibiljet van Middelburg was het eerste dat hij liet drukken:

ADVERTISSEMENT,
“Aan alle Heren en Liefhebbers Er wordt bekend gemaakt, dat alhier is gearriveerd, een levendige Rinoceros in het gebied van den Grote Mogol gevangen het landschap Assem, en uit Bengalen in Holland aangeland, wiens weerga nooit bevorens hier is geweest, en men zegt hij wordt wel honderd jaar oud, en deze is zo tam als een kalf, en is te zien … tot… Ieder persoon voor 4 stuivers en kinderen van elf a twaalf Jaar voor 2 stuivers.”

Eronder, in een ander handschrift (van Douwe Mout): “dit beest is te zien over de Molstraat bij de kraan en is wel 3500 pond zwaar.”

Advocaat Boddaert plakte hem in zijn notitieboek en schreef erbij: “De Rinoceros heb ik levend binnen Middelburg gezien, en deze kwam vrijwel overeen met de afbeelding, doch de hoorn op de neus was noch zo hoog niet uitgewassen, en hetgeen zich hier als schilden vertoont, is alleen geformeerd door diepe kreuken in den huid, daar men wel bijkans de gehele hand ondersteken kon… ” Vijftien jaar later kwam Clara weer in de stad, dit keer op de Markt, en schreef hij: “De voeten zijn kort en dik, voorzien van klauwen; ’t kan zwemmen en duiken als een eend.”